Elf
De koude nacht draagt nu stilte
Onuitgesproken woorden verhalen
Over vijanden, religies, gezindten
Die beschaving niet wil, noch kan vertalen
Voelbare stilte belicht momenten
Zij verwijst naar pijn en onmenselijkheid
Naar zelfbenoemde grimmige regenten
Joelend een wijl, als zwarte echo in hún strijd
Angstige ogen, andere ‘Heil’ zij zochten
Opgejaagd als wild door beesten
Vermorzeld door grimmige gedrochten
Die op tirannie de dood befeestten
Wij gaan door met kleine en grote tochten
De stilte eeuwig voelbaar als groot gezag
Indachtig de 11 die hier niet vermochten
Hun tal van moed draagt ieder dag